RasstandaardDe Noorse Lundehund standaard zoals gepubliceerd door het F.C.I., Belgium, onder nummer 265a, 19 Januari 1983.Land
van herkomst: Noorwegen |
|
Algemeen
voorkomen: De Noorse Lundehund is een kleine
spitshond, relatief licht van gewicht met duidelijk te
onderscheiden secundaire geslachtskenmerken. De hond heeft
stevige poten met minstens zes tenen aan iedere voet
waarvan bij de voorpoten minstens 5 tenen en bij de
achterpoten 4 tenen op de grond steunen. De hond is alert,
energiek en heeft een levendig temperament. Hoofd: Duidelijk wigvormig, gematigd breed, droog, met licht gewelfde schedel, opvallende wenkbrauwbogen, duidelijke stop, licht convexe neusrug. Nek:
Gematigd lang, vrij krachtig, droog, met een echte
kraag. Gebit: Bij
voorkeur schaargebit. Tanggebit of matig
ondervoorbijtend is acceptabel. Afwezigheid van de
premolaten in beide kaken is veelvoorkomend. Ogen: Iets scheef geplaatst, geelbruin, met een brede of smalle donkerbruine rand rond de pupil. Oren: Middelgroot, driehoekig, breed aan de basis, zeer beweeglijk en rechtopstaand. Speciale eigenschap om door het samenvouwen van de buitenrand rond de ooropening via een rechte hoek achterwaarts of opwaarts het oor te kunnen sluiten. Lichaam: Rechthoekig, met vlakke rug,
licht hellende croupe. De borstkas is lang, gematigd
breed, diep en ruim, van voren gezien ovaal. De
buiklijn is licht opgetrokken. Normale hoeking van
schouder en opperarm, rechte voorbenen. Normale
hoeking van de achterbenen, sterk en gespierd. Iets
krappe plaatsing van de achterbenen. Voeten: Kenmerkend
voor het ras. Licht buitenwaarts gedraaid. De voorvoeten
zijn ovaal, met minimaal zes tenen, waarvan er vijf deel
moeten uitmaken van de voet zelf. Elke voet moet acht
zoolballen hebben. De voorvoeten tonen breed. De
achtervoeten zijn ovaal en naar buiten gedraaid, met
minimaal zes tenen aan elke voet, waarvan vier deel
moeten uitmaken van de voet zelf. De voeten moeten zeven
zoolballen hebben. De middelste, grootste zoolbal is
samengegroeid met de tussenliggende. Staart:
Hoog aangezet, gematigd lang, rijkelijk behaard maar
zonder vlag. Wordt gekruld of licht opgerold boven de
rug of hangend gedragen. Het uiteinde dient niet te ver
langszij te hangen. Wanneer bijvoorbeeld geuren of
geluid de aandacht trekt, hangt de staart licht
achterwaarts af.. Vacht: Dichte, ruwe dekharen, zachte ondervacht. Kort op het hoofd en de voorkant van de poten. Dicht rond de nek , de dijen en de staart. Kleur: Roodbruin tot bruingeel met min of meer zwarte haarpunten, of zwart of grijs, altijd met witte aftekening of wit met donkere aftekening. Oudere honden hebben gewoonlijk meer zwart in de dekharen dan de jongere honden. Schofthoogte: Reu 35-38 cm, teef 32-35 cm. Gewicht: Reu ca. 7 kilo, teef ca. 6 kilo. N.B.:
De reu draagt twee normaal afgedaalde testikels in het
scrotum. De
engelstalige rasstandaard van de Norsk Kennel Klub
uit 1997 |
|
|